Hoofd orgel voor 1810
Van voor de uitbreiding door Ambrost in 1810/1811 met een rugwerk en een vrij pedaal is er geen tekening of andere afbeelding bekend.
Het is dus slechts gissen naar het uiterlijk van het orgel, en zoals het geplaatst was op het balcon. Bijgaande bewerkte foto (Maarten ter Braak) geeft een impressie van hoe het geweest kan zijn.
Het (enige) manuaal was aan de linker zijkant (vanuit de kerk gezien). Op die plaats aan de kas zijn nog steeds duidelijke sporen te zien van de plaats van de registertrekkers. Op de foto zijn links en rechts de sporen zichtbaar in de verikale lijsten. Daartussen bevond zich het manuaal. Ook aan de binnenkant van de kas zijn nog de gaten te zien voor de pedaaltoetsen.
Later onderzoek door Gerrit Hoving van de toegevoegde constructies bij de uitbreiding in 1811 leverde het inzicht op dat door Ambrost de hoofdwerkkas naar achteren is geplaatst op een nieuw gemaakt groot houten raamwerk waarop ook het nieuwe rugwerk is gebouwd. Hierdoor is het hoofdwerk ca 15 cm hoger komen te staan dan voor deze uitbreiding. Het aanvankelijke idee hoe het aanzicht was in 1759 (linker foto) moet worden verlaten en is de situatie zoals aangegeven op de rechter foto waarschijnlijker. Een verder bewijs is dat er tevens aanwijzingen zijn dat de kas was gebouwd "in" de balustrade, en niet zoals op de linker bewerkte foto, er achter. Op de orgelzolder zijn restanten zichtbaar van de oorspronkelijke balustrade, en wel zodanig dat over een breedte van de onderkas deze balustrade ontbreekt. Onduidelijk is hoe ver de kas door de balustrade naar voren heeft gestoken vanwege de aanwezigheid van een oude console onder het huidige rugwerk. Deze console is echter smaller dan de hoofdwerkkas waardoor dit geen maat kan zijn voor de juiste plaats van de kas.
De rechter (door Maarten ter Braak bewerkte foto) geeft de vermoedelijke situatie weer.
In verschillende plaatsen in het Duitse Westfalen zijn voorbeelden te vinden van orgels met een dergelijk fronttype en situering. Een fraai voorbeeld is het orgel in Rüthen, in 1756 gebouwd door Adolf Cappelmann, waarvan onderstaande foto is overgenomen uit "Orgeln in Westfalen" door Rudolf Reuter. De gelijkenis, afgezien van de beschildering en versiering, is treffend te noemen. In dit voorbeeld is er een z.g. "Onderpositief" aanwezig. In die tijd was het niet ongebruikelijk om dit als extra versierend element te plaatsen, ofwel dat het een 2e werk betrof. Beide mogelijkheden komen voor. Verder zijn ook voorbeelden bekend van hetzelfde type orgel waarbij in de plaats van het onderpositief andere versiering waren aangebracht, zoals beelden, snijwerk enz. Voor het Aaltense orgel blijft het niet anders dan gissen naar de oorspronkelijke toestand. Er kan op geen enkele manier een naam van een oorspronkelijke bouwer worden vastgesteld, maar dat deze uit het Westfaalse gebied moet zijn gekomen is wel duidelijk.
Vorige pagina: Hoofd orgel
Volgende pagina: Hoofdorgel voor 1940